Als we besluiten serieus te gaan fotograferen bestaat het eerste streven naar betere beelden uit slecht 2 zaken:
1) een juiste belichting
2) de scherpte op het juiste punt
We zetten de camera op ‘M’ van Manual en met de hier volgende theorie komen we betrekkelijk eenvoudig tot de juiste belichting;
Hoe game hiermee te werk ‘in het veld’?
Globaal: Kies waar je een foto van wilt maken en richt dan eventjes de lens op een deel daarvan waar de helderheid ‘gemiddeld’ te noemen is. Dus niet het lichtste deel van de scene en ook niet het donkerste deel. Gebruik het instelwiel om één of twee van de 3 mogelijkheden ( sluitertijd, diafragma of ISO ) zó te veranderen dat de meter ‘in het midden’ komt te staan ( Meestal aangegeven met ‘0’) en maak een proefopname om dit op je LCDscherm even te checken en pas dan eventueel nog ietsje aan.
Wat is eigenlijk ‘S’ ?
De Sluitertijd is de feitelijk tijdsduur van de be-lichting van je camera-sensor, de tijd, in deel van een seconde, dat de sluiter ( die gaat even open en dicht) open staat. Hoe langer de sensor ‘belicht’ wordt, hoe lichter logischerwijs de foto. Deze tijd wordt aangegeven in délen van een seconde; 60 op je camera betekent 1/60e seconde, 250 betekent 1/250e seconde enz. Dus hoe hoger het getal, hoe kórter de duur van de belichting en dus hoe donkerder de foto. ( Laat dit even inwerken op je ..:-)
TEGELIJKERTIJD bepaalt deze ‘Sluitertijd’ hoe ‘bevroren’ het gemaakte beeld zal zijn. Bij een wat langere tijd ( bv. 1/15e seconde ) wordt bv. een lopend persoon al wat vaag weergegeven. Tevens, als je je camera niet helemaal stil kan houden door de natuurlijke trilling van je handen ( die is bij iedereen verschillend) , wordt een foto die je maakt met een telelens eerder wat wazig dan dezelfde situatie gefotografeerd met een normale of groothoek-lens. Vandaar de uitvinding van het statief.
Wat is ‘A’ ?
Aperture is Engels voor ‘diafragma‘. Binnenin de lens zit een verstelbare metalen ring die de hoeveelheid licht die erdoorheen gaat kan doseren. Omdat deze ring op hetzelfde punt zit waar het beeld in de lens ‘omdraait’, zie je de ring niet als cirkel in je foto, maar wordt het beeld alleen lichter of donkerder. Een ring heeft de vorm van een cirkel. Nu even een klein stukje wiskunde:
Wanneer je de doorsnee van een cirkel met een factor √2 ( factor 1.4 ) vergroot, wordt het oppervlak 2x zo groot en zo – in het geval van onze diafragma – kan er dus 2x meer licht door. Dít verklaart tegelijkertijd die mysterieuze getallen van de ‘diafragma-reeks:
1,4, 2, 2.8, 4, 5,6, 8, 11, 16, 22, 32 ,etc. op sommige lenzen en op een analoge camera vind je ook alléén deze getallen en niet erbij alle tussenliggende waarden die je nu ook getoond worden door de digitale versies.
Diafragma druk je uit in ‘F-waarde‘ – dus bv.: “ik maakte deze foto op F4”
TEGELIJKERTIJD bepaalt de waarde van het diafragma hoeveel scherpteDIEPTE er zal zijn.
Scherptediepte betekent hoeveel meter extra scherpte je hebt ( voor en achter de plek die je als ‘scherp’ instelt.) naast het ingestelde scherpgepunt. Bij een hoge diafragmawaarde ( bv. F 22) heb je méér scherptediepte dan bij een lage diafragmawaarde. De laagst instelbare F-waarde van een lens noem je ‘volle opening’. Hier is dus bijna geen scherptediepte en is er vóór en achter het ingestelde scherptepunt direct een wazige weergave. Deze wordt dan tegenwoordig vaak geroemd onder de naam ‘bokeh’ en was in de jaren van de analoge fotografie over het algemeen totaal onbelangrijk 🙂
Wat is ‘ISO’ ?
ISO drukt de waarde van de ingestelde gevoeligheid van de sensor uit. In de analoge tijd had een film altijd een vaste ISO en als je film eenmaal in de camera was geplaatst, gebruikte je dus alleen S en A om tot een goede belichting te komen. Hoe gevoeliger je de sensor met ISO instelt, hoe lichter de foto wordt. De gebruikte getallen zijn gelukkig eenvoudig en spreken voor zich: 100, 200, 400, 800, 1600 en 3200 ISO. Elke verdubbeling van het getal betekent een verdubbeling van de gevoeligheid. Wil je dus dat je foto donkerder wordt met dezelfde ingestelde S en A, dan halveer je de ISO. Dit resulteert in zogezegd ‘1 stop donkerder”
TEGELIJKERTIJD bepaalt deze instelling hoe korrelig de foto wordt, of beter gezegd, hoeveel ruis er in het beeld is. Hoe gevoeliger je instelt, hoe meer ruis er zal zijn. Met het toenemen van de kwaliteit van de hedendaagse sensors, hoe minder ruis ze geven bij een hoge ISO-instelling.
Wat is ‘een stop‘?
Misschien beetje een fotografen-uitdrukking, maar de term ‘een stop’ gebruik je als je het over de belichting hebt en betekent per stop een verdubbeling of een halvering; Ik gebruik de term bv. als: ‘doe er maar een stop bij’ – of: “tja, de dia is toch bijna een halve stop te donker”
Hoe stel je nu in; Wat is dan het uitgangspunt ?
De 3 faktoren ( sluitertijd, diafragma en ISO ) zijn dus steeds verbonden met elkaar; Bij een eenmaal gevonden instelling ( maakt niet uit welke ) waarmee de foto goed belicht zou zijn, kan je bv. één van de 3 instellingen toch willen of moeten veranderen, bv. omdat je een snellere sluitertijd nodig hebt. Om toch die goeie belichting te behouden hoef je dus alleen maar één van de twee overige waarden de andere kant op aan te passen.
Een praktijkvoorbeeld.:
Mijn foto is goed belicht met de instelling 200 ISO, 1/60 sec. en F 5,6 ; Echter ik gebruik een 300 mm telelens en wil zeker zijn van een foto zonder beweging-onscherpte, dus ik kies liever voor 1/500 sec. Het is misschien even hoofdrekenen maar toch simpel, want in dit voorbeeld wordt de tijdsduur dus 3 ‘stops’ korter ( 1/60 > 1/125 > 1/250> 1/500 ). Omdat mijn foto dan dus 3 stops te donker zou worden, moet ik voor een goeie belichting dus met ( één van) de twee overige instelmogelijkheden ( ISO en A ) dit compenseren. Hierin kan je ook weer zelf kiezen: bv. 1 stop lichter met A en 2 stops met ISO, of andersom. Het is erg leuk om hier mee te spelen en als je eenmaal bovenstaande uitleg snapt, is het tijd om dit in praktijk te gaan brengen.
Laat je niet ontmoedigen als het niet direct lukt; Blijf proberen – Wanneer je je er nog nooit in verdiept hebt, zullen de meesten het ook nog eens een keer moeten doorlezen. Gewoon elke dag een keertje, en zet je camera dus vooral op M ( Manual) !
Wanneer je dit eenmaal onder de knie hebt, wordt het tijd om aandacht te gaan besteden aan het fotograferen zelf. Misschien vind je het leuk om eens 1 op 1 les te krijgen.
©studiohuibvanwersch.com
Blog, Tekst/Foto/Video: